Maverick Advocaten helpt levensmiddelenbedrijf: forse verlaging eerste NVWA-omzetboete

Judith Jansen en Cyriel Ruers hebben een vleesverwerker bijgestaan in een procedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“CBb”) over de eerste omzetgerelateerde boete die de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had opgelegd op basis van toezicht van de NVWA.

Volgens de staatssecretaris had het bedrijf in 2018 onvoldoende maatregelen genomen om mogelijk met Salmonella besmette producten uit de handel te nemen, en zou het onvoldoende hebben meegewerkt aan het toezicht. Daarop was eerder een last onder dwangsom opgelegd, die volgens de NVWA niet was nageleefd. Aanvankelijk werd een boete van ruim € 1,5 miljoen aangekondigd. Na de zienswijze van het bedrijf is dit bedrag in het definitieve boetebesluit teruggebracht tot ruim € 500.000. In hoger beroep heeft het College CBb deze boete opnieuw gehalveerd.

Het bedrijf bestreed de boete onder meer met het argument dat de betreffende producten niet bestemd waren voor directe consumptie (niet “ready-to-eat”) en daarom dus niet als onveilig in de zin van artikel 14 van de Algemene Levensmiddelenverordening (“ALV”) konden worden aangemerkt. De producten waren namelijk niet bedoeld om rechtstreeks door de mens te worden geconsumeerd, zonder dat verhitting of andere bewerking nodig is om relevante micro-organismen te elimineren of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen (artikel 2 van Verordening 2073/2005). De vleesproducten dienden door de consument vóór verhitting door en door te worden verhit. Dit stond duidelijk op de etiketten vermeld. Aangezien op grond van artikel 14, lid 3 van de ALV bij de beoordeling van een onveilig product moet worden gekeken naar de “normale omstandigheden van het gebruik van het levensmiddel door de consument” en “de informatie die aan de consument wordt verstrekt”, waren de producten dus niet onveilig. Daarnaast voerde de vleesverwerker onder andere aan dat de boete, indien al terecht opgelegd, in elk geval aanzienlijk gematigd moest worden.

Op 22 juli 2025 deed het CBb uitspraak. Volgens het CBb is het onderscheid tussen “ready-to-eat” en andere producten in deze zaak niet relevant: op het moment dat een bedrijf een mogelijk onveilig product ontvangt, moet volgens het CBb op grond van artikel 14, lid 6 ALV worden aangenomen dat alle levensmiddelen in die partij onveilig zijn, tenzij uitvoerig onderzoek geen aanwijzingen oplevert dat de rest van de partij of zending onveilig is. De criteria uit artikel 14, lid 3 van de Algemene Levensmiddelenverordening die normaal gesproken moeten worden betrokken bij de beoordeling of iets onveilig is, zijn dan niet van toepassing oordeelt het CBb.

Wel ziet het CBb in de discussie omtrent de vraag of de producten wel of niet “ready to eat” waren reden om de omzetboete te halveren. Het CBb acht het namelijk aannemelijk dat het handelen van de vleesverwerker is ingegeven doordat ook de NVWA in de aanloop naar en in het dwangsombesluit uitging van het onderscheid tussen levensmiddelen die ready-to-eat zijn en levensmiddelen die dat niet zijn. Het CBb heeft de boete van € 504.038 tot een bedrag van € 249.519 gematigd.

Lees de uitspaak hier.

Maverick Advocaten staat regelmatig levensmiddelenbedrijven bij in procedures tegen de NVWA, zie hier, hier en hier.

Voor 10 tips bij een bedrijfsbezoek of inval van de NVWA, zie deze blog.

Voor meer praktische tips over toezicht door de NVWA zie invalnvwa.nl.

Volg Maverick Advocaten op LinkedIn

Contact

Cyriel Ruers

T +31 20 238 20 15
M +31 6 10 257 754

Judith Jansen

T +31 20 238 20 13
M +31 61 425 13 28