Antidumpingonderzoeken zijn een instrument van de Europese Commissie (“Commissie”) om de Europese industrie te beschermen tegen kunstmatig laag geprijsde importproducten. Indien uit onderzoek door de Commissie blijkt dat er sprake is van dumping, deze dumping schade toebrengt aan de Europese industrie én ingrijpen in het belang van de EU is, kunnen importheffingen worden opgelegd. De Commissie kan een onderzoek starten als zij een klacht ontvangt vanuit de Europese industrie over dumping vanuit niet-EU-landen.
In het afgelopen jaar is het aantal nieuwe onderzoeken naar aanleiding van klachten sterk toegenomen: gemiddeld twee per maand. Ook het aantal lopende maatregelen groeit snel. Eind 2023 waren er 120 definitieve antidumpingmaatregelen van kracht, een verdubbeling ten opzichte van 2022. Een trend die zich doorzet in 2024 en 2025. Een recent voorbeeld betreft erythritol, ter zake waarvan de Commissie begin dit jaar antidumpingheffingen tot wel 233,3% heeft opgelegd
1. Wat is een antidumpingonderzoek?
Een antidumpingonderzoek van de Commissie heeft als doel om vast te stellen of een product uit een niet-EU-land tegen kunstmatig lage prijzen op de Europese markt wordt gebracht en daarmee schade toebrengt aan de Europese industrie (zie ook een eerdere blog over dit onderwerp). De regels rondom antidumpingonderzoeken zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2016/1036 (ook wel bekend als de ‘Basic Regulation’). Het onderzoek richt zich op vier kernvragen:
- is er sprake van dumping?
- lijdt de Europese industrie aantoonbare schade door deze dumping?
- is de geleden schade het gevolg van de dumping?
- is het opleggen van maatregelen door de Commissie in het belang van de Unie?
Wanneer aan deze vier criteria is voldaan, kan de Commissie antidumpingmaatregelen nemen in de vorm van het opleggen van importheffingen. Deze kunnen verschillende vormen aannemen: een ad valorem -heffing (een percentage over de transactieprijs), een heffing die bestaat uit een vast bedrag per eenheid , of een price undertaking, waarbij de exporteur zich vrijwillig verbindt aan een minimumverkoopprijs. In de praktijk gaat het doorgaans om een ad valorem-heffing
2. Welke bedrijven kunnen een klacht indienen?
Europese producenten die vermoeden dat er sprake is van dumping kunnen een klacht indienen bij de Commissie. Daarvoor is het belangrijk dat er binnen de Europese industrie voldoende draagvlak voor een klacht bestaat. Een klacht wordt namelijk alleen in behandeling genomen indien is vastgesteld dat deze “door of namens de bedrijfstak van de Unie” is ingediend. Daarvan is in ieder geval sprake indien de klacht wordt gesteund door de producenten in de Unie wier gezamenlijke productie meer dan 50% bedraagt van de totale EU-productie. In de praktijk moet ten minste 25% van de totale EU-productie de klacht uitdrukkelijk steunen. Daarnaast moet het aandeel van de producenten dat de klacht steunt groter zijn dan het aandeel van de producenten dat zich tegen de klacht verzet. De Commissie hoeft het onderzoek evenwel niet in te trekken indien de steun tijdens een reeds geopend onderzoek onder de 25% zakt.
Na ontvangst van de klacht beoordeelt de Commissie of een onderzoek in het belang van de Unie is, waarbij zij over een ruime mate van beoordelingsvrijheid beschikt. In bijzondere gevallen kan de Commissie ook zonder voorafgaande klacht – op eigen initiatief – een onderzoek starten
3. Wat zijn de vereisten voor het in behandeling nemen van een klacht?
Een klacht moet voldoen aan een aantal processuele en inhoudelijke vereisten, alvorens de Commissie deze in behandeling kan nemen. Zo moet de klacht in de eerste plaats algemene informatie bevatten over de relevante markt. Vervolgens moet de klacht bewijs aanleveren op basis waarvan er redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat er sprake is van dumping. Daarnaast dient de klacht aan te tonen dat de dumping schade veroorzaakt aan de Europese industrie. Tot slot moet de klacht het oorzakelijk verband aantonen tussen de dumping en de geleden schade. Hoewel dumping niet de enige oorzaak van de schade hoeft te zijn, moet wel duidelijk zijn dat deze dumping een wezenlijke bijdrage levert aan het nadelige effect op de Europese industrie.
Daarbij geldt dat de vereisten voor MKB-ondernemingen om een klacht in te dienen lager liggen dan voor grotere ondernemingen. Zo hoeft er minder informatie te worden aangeleverd. In alle gevallen geldt dat de klager zowel een vertrouwelijke versie van de klacht (die alleen door de Commissie kan worden ingezien) als een niet-vertrouwelijke versie (die door alle belanghebbende partijen kan worden ingezien) van de klacht moet opstellen.
De Commissie stelt het erg op prijs dat een potentiële klager contact opneemt met de Commissie voorafgaand aan het indienen van de klacht. Hiermee kan worden voorkomen dat een klacht wordt afgewezen, omdat deze (nog) niet aan alle vereisten voldoet. Dit proces neemt in de regel enkele maanden in beslag.
Een klager kan te allen tijde haar klacht intrekken, ook tijdens het onderzoek. Dit betekent echter niet dat de Commissie verplicht is haar onderzoek te beëindigen. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt namelijk dat de Commissie de mogelijkheid – maar niet de verplichting – heeft om het onderzoek te beëindigen, tenzij dit niet in het belang van de Unie is.
4. Welke informatie moet de klager aanleveren bij de Commissie?
Een geldige (en kansrijke klacht) bevat informatie over verschillende thema’s: (i) informatie om de identiteit en de ontvankelijkheid van de klager(s) vast te stellen, (ii) informatie over de reikwijdte van de klacht, (iii) informatie over de dumpingmarge en (iv) informatie over de schade.
Concreet moet de klacht onder andere de volgende informatie bevatten:
- een lijst van alle andere bekende producenten en producentenverenigingen in de EU, inclusief (voor zover mogelijk) de hoeveelheid producten die in het jaar voorafgaand aan de klacht in de EU is geproduceerd, evenals de prijzen van deze producten;
- een lijst van producenten uit het land waarvandaan de vermeende dumping plaatsvindt;
- een beschrijving van het betrokken product, inclusief een nauwkeurig beschrijving van het productieproces en de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van het betrokken product. Dit luistert nauw omdat gedurende het onderzoek discussie kan ontstaan over de reikwijdte van het te onderzoeken product. Zo werden tijdens een onderzoek naar de dumping van schoenen bepaalde soorten niet in het onderzoek meegenomen, omdat deze niet in normale schoenwinkels werden verkocht;
- bewijsmateriaal om dumping vast te stellen, te weten: (a) de uitvoerprijs van het betrokken product naar de EU en (b) de normale waarde van het product in het land van herkomst. Het bewijs dat de Europese industrie dient aan te leveren moet de Commissie op weg helpen, maar hoeft niet sluitend te zijn.
- de schade aan de Europese industrie moet zo duidelijk mogelijk worden gekwantificeerd. Dit houdt in dat er zo veel mogelijk bewijs van de daadwerkelijke schade moet worden aangeleverd. Het is met name van belang om aan te tonen wat de exportprijzen zijn van nietEuropese producenten en dat deze lager liggen dan de prijzen van de Europese industrie.
De Commissie neemt in haar beoordeling van het bestaan van dumping en schade zowel macro-economische als micro-economische indicatoren mee. Tot de eerste categorie behoren onder andere productiecapaciteit, totale productie, verkoopvolume, marktaandeel en werkgelegenheid. Bij de tweede categorie gaat het om factoren als verkoopprijzen, verkoopwaarde, productiekosten, winstgevendheid en prijsonderbieding (‘price undercutting’)
5. Hoe verloopt het proces na het indienen van de klacht?
De tijdslijnen in een antidumpingonderzoek zijn relatief kort en onvergelijkbaar met bijvoorbeeld de onderzoeken naar kartelovertredingen of misbruik van een economische machtspositie, die vaak jaren duren. Wanneer een klacht voldoet aan de formele vereisten, moet de Commissie binnen 45 kalenderdagen besluiten of zij een onderzoek start. Indien het onderzoek wordt geopend, stuurt de Commissie vragenlijsten naar verschillende betrokken partijen, waaronder Europese producenten, exporteurs, importeurs, leveranciers en eindgebruikers van het betrokken product. Deze partijen krijgen doorgaans 30 tot 37 kalenderdagen de tijd om te reageren. De vragenlijsten voor Europese producenten bevatten uitgebreide vragen over schade-indicatoren, terwijl bij niet-Europese producenten specifiek wordt onderzocht of sprake is van dumping.
Om de juistheid van de verstrekte informatie te verifiëren, kan de Commissie bedrijfsbezoeken uitvoeren. Parallel hieraan beoordeelt zij of het nemen van maatregelen in het algemeen belang van de Europese Unie is. Binnen zeven maanden na de start van het onderzoek publiceert de Commissie haar voorlopige bevindingen. Op dat moment kunnen al voorlopige antidumpingmaatregelen worden opgelegd. Deze worden voor zes maanden opgelegd en kunnen vervolgens met drie maanden worden verlengd. Ook kunnen deze in één keer voor een periode van negen maanden worden ingesteld. Belangrijk om te benoemen is dat deze heffingen geen ‘voorwaardelijk’ karakter kennen, maar al direct dienen te worden afgedragen. Een klacht kan dus al snel een eerste effect op de Europese markt hebben.
Het definitieve besluit om antidumpingheffingen op te leggen moet uiterlijk binnen dertien maanden worden genomen. Een opgelegde antidumpingheffing mag niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge. De hoogte van de opgelegde heffing hangt af van de ernst van de dumping, de mate van schade die wordt toegebracht aan de Europese industrie en van het belang van de ingevoerde producten voor de EU. Onderzoek in het verleden heeft aangetoond dat 74% van de onderzoeken resulteert in de oplegging van maatregelen.
6. Conclusie
Een antidumpingonderzoek is een belangrijk instrument van de Commissie om de Europese industrie te beschermen. Recente zaken laten zien dat de Commissie bereid is om binnen afzienbare tijd substantiële antidumpingheffingen op te leggen wanneer de Europese industrie lijdt onder kunstmatig laag geprijsde import van buiten de EU.
Het kan voor Europese producenten dus lonen om de mogelijkheid van een klacht te onderzoeken teneinde ondermijning door niet-Europese producenten een halt toe te roepen. Maverick Advocaten heeft veel ervaring met antidumpingonderzoeken en kan Europese producenten ondersteunen bij het opstellen van een goed onderbouwde klacht.
Volg Maverick Advocaten op LinkedIn