Pas op met opzegging contract bij verticale prijsbinding en strijd kartelverbod

Een leverancier die een distributeur (zoals een retailer, agent of franchisenemer) verplicht een vaste of minimumprijs te hanteren loopt het risico het kartelverbod te overtreden (zie ook deze blog). Zo’n verplichting wordt ook wel verticale prijsbinding genoemd. Eén van de risico’s is nietigheid van deze verplichting. Hieronder kan ook de opzegging van overeenkomst vallen. De Rechtbank Amsterdam heeft dit onlangs bevestigd in een agentuurgeschil tussen een touroperator en een online reisagent.

Aanleiding voor het geschil waren de kortingen die de reisagent hanteerde bij het aanbieden van de reizen van de touroperator via internet. De touroperator verlaagde om die reden de commissie voor de reisagent en zegde niet veel later de agentuurovereenkomst op. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor sprake is geweest van (indirecte) prijsbinding en daarmee van een afspraak die tot doel heeft de concurrentie te beperken. Onder verwijzing naar het Batavus-arrest komt de rechtbank vervolgens tot de conclusie dat de opzegging van de agentuurovereenkomst in strijd met het kartelverbod is.

Ook interessant is dat de rechtbank van oordeel is dat de reisagent de feiten en omstandigheden voldoende heeft onderbouwd en dat er bij een hardcore restrictie zoals verticale prijsbinding geen economische analyse van de gevolgen, effecten en merkbaarheid op de relevante markt is vereist. Volgens de rechtbank heeft de touroperator onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat toch geen sprake is van een mededingingsbeperking. Dit is opvallend omdat een beroep op het mededingingsrecht in eerdere zaken vaak strandde omdat de eisende partij de concurrentiebeperking onvoldoende aannemelijk had gemaakt.

Het vonnis maakt duidelijk dat het beruchte IATA-arrest waarin uiteen is gezet aan welke stel- en bewijsplicht een eiser dient te voldoen bij een beroep op het mededingingsrecht geen onhaalbare drempel is. De rechtbank voegt hieraan toe dat een gedaagde op zijn beurt niet achterover kan leunen door uitsluitend te verwijzen naar de stel- en bewijsplicht van de eisende partij. Net als in iedere andere zaak zal een gedaagde de voldoende onderbouwde stellingen van een eiser adequaat moeten betwisten.

Deze blog is ook verschenen in de rubriek Snelrecht van het vakblad Mr.

Het artikel is hier te lezen.

Volg Maverick op Twitter & Linkedin

Informatie

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact met ons op:

Martijn van de Hel

T +31 20 238 20 02
M +31 6 21 210 853

Diederik Schrijvershof

T +31 20 238 20 03
M +31 6 81 364 318