Maverick Advocaten procedeert succesvol tegen verzoek voorlopig getuigenverhoor over vermeende kartelvorming

Martijn van de Hel heeft een verhuurder van winkelpanden met succes bijgestaan in een geschil met het warenhuis Hudson’s Bay over een vermeende kartelvorming. Hudson’s Bay claimde dat de eigenaren bij wie zij winkelpanden huurde, hebben samengespannen over garanties die Hudson’s Bay heeft afgegeven voor haar huurverplichtingen. Als dat zo is, zou volgens Hudson’s Bay een streep door de huurcontracten moeten. De verhuurders van de winkelpanden ontkennen dat verboden kartelvorming heeft plaatsgevonden. De huurvoorwaarden zijn juist gedicteerd door het Canadese moederbedrijf van Hudson’s Bay. De verhuurders zien het verzoek van Hudson’s Bay als een afleidingsmanoeuvre en een oneigenlijke poging van het Canadese moederbedrijf van Hudson’s Bay om onder haar garantieverplichtingen uit te komen. Voor meer achtergrondinformatie zie onder meer Het Parool en het Financieele Dagblad.

Hudson’s Bay verzocht de Rechtbank Amsterdam om maar liefst 43 partijen op te roepen om over haar aantijgingen te getuigen. De Rechtbank Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen. Volgens de Rechtbank Amsterdam is het verzoek van Hudson’s Bay “slechts van een magere, deels onjuiste onderbouwing voorzien”. Ook vindt de rechter dat het verzoek “een lichtvaardig karakter heeft, op cruciale punten een behoorlijke onderbouwing mist en onsamenhangend is”. Zo heeft Hudson’s Bay misbruik van machtspositie als mogelijke grondslag van haar vordering genoemd, een verwijt dat zich niet goed laat verenigen met haar andere verwijt dat sprake zou zijn van een kartel. Dit verwijt heeft Hudson’s Bay geheel niet onderbouwd.

De Rechtbank heeft in haar beoordeling verder rekening gehouden met de positie van Hudson’s Bay in de onderhandelingen. Hudson’s Bay beschikte over relatief veel informatie ten opzichte van de verhuurders aangezien zij de enige gegadigde huurder was. Bovendien heeft Hudson’s Bay pas nadat zij failliet was verklaard, melding gemaakt van het vermoeden dat de verhuurders in strijd zouden hebben gehandeld met het mededingingsrecht. De Rechtbank kwam tot de conclusie dat “onder die omstandigheden sprake is van elk van de in de jurisprudentie ontwikkelde gronden voor afwijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor” en heeft het verzoek afgewezen.

Volg Maverick Advocaten op Twitter en LinkedIn

Contact

Martijn van de Hel

T +31 20 238 20 02
M +31 6 21 210 853