Pakketten­verordening: noodzakelijke regelgeving, symboolpolitiek of opmaat naar gedetailleerde sectorregulering?

In een eerdere blog zijn wij al ingegaan op de (uiteenlopende) ontwikkelingen in de post- en pakkettensector. Als gevolg van de almaar toenemende populariteit van webwinkelen (e-commerce) stijgt het aantal te bezorgen pakketten met de dag. Steeds vaker komen die pakketten bovendien uit het buitenland. De landsgrenzen vervagen met andere woorden bij online bestellingen. In zoverre is sprake van een (door de Europese Unie beoogde) Digital Single Market. Toch bestaan er nog aanzienlijke handelsbarrières tussen lidstaten. Zo zijn er grote verschillen tussen lidstaten ten aanzien van de prijzen voor het versturen van een pakket. Vooral bij grensoverschrijdende pakketbezorging zijn die verschillen zichtbaar. Aanleiding voor de Europese Commissie om met een voorstel voor een verordening te komen betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten.

Het doel van het voorstel van de Commissie is tweeledig. Enerzijds beoogt de Commissie met het voorstel om prijstransparantie te bewerkstelligen van de tarieven die worden gehanteerd door aanbieders van pakketbezorgdiensten binnen Europa. Anderzijds beoogt de Commissie toezicht in te stellen op de prijzen die de verlener van de Universele Post Dienst (“UPD”) hanteert voor grensoverschrijdende pakketdiensten teneinde te waarborgen dat die tarieven niet onredelijk hoog zijn. Dit zou uiteindelijk ten goede moeten komen van de consument en van kleine en middelgrote ondernemingen, die door de prijstransparantie beter in staat moeten zijn om prijzen van pakketaanbieders te vergelijken.

Inmiddels is het voorstel van de Commissie aangenomen. Dat heeft geleid tot Verordening 2018/644 van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten (de “Verordening”), die op 22 mei 2018 in werking is getreden. De Verordening is bindend en heeft rechtstreekse werking in de lidstaten. Hoogste tijd dus om de Verordening – en de gevolgen daarvan – nader te bestuderen.

Welke verplichtingen?

Op grond van de Verordening zijn aanbieders van grensoverschrijdende pakketvervoerdiensten verplicht om hun enkelstukstarieven voor zowel het binnenlands als het grensoverschrijdend vervoer van pakketten uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de nationale regelgevende instantie(s) (in Nederland is dat de Autoriteit Consument en Markt (“ACM”)) kenbaar te maken. De nationale regelgevende instanties dienen de tarieflijsten van de verschillende in haar lidstaat actieve aanbieders van (grensoverschrijdende) pakketbezorgdiensten vervolgens aan de Europese Commissie te zenden, waarna de Europese Commissie de tarieflijsten van de verschillende aanbieders binnen de Europese Unie op een website plaatst.

Voor aanbieders van de UPD geldt nog dat de grensoverschrijdende tarieven die zij aan de nationale regelgevende instantie hebben gezonden worden onderworpen aan een redelijkheidstoets. In Nederland betekent dit dat ACM de grensoverschrijdende tarieven zoals PostNL (als aangewezen verlener van de UPD) die aan haar kenbaar maakt, toetst. Het doel van die toets is vaststellen of de grensoverschrijdende tarieven die PostNL hanteert al dan niet onredelijk hoog zijn.

Voor wie gelden de verplichtingen?

Voor de beantwoording van deze vraag moet onderscheid worden gemaakt tussen de transparantieverplichting en de toetsing door de nationale regelgevende instantie van de redelijkheid van de tarieven voor grensoverschrijdend pakketvervoer.

De verplichting om prijzen te openbaren geldt voor alle aanbieders van pakketbezorgdiensten, mits zij ten minste één van de schakels in de pakketbezorgketen aanbieden (collectie, sortering of distributie). Van deze verplichting zijn uitgezonderd de aanbieders van pakketbezorgdiensten die slechts in één lidstaat zijn gevestigd en die alleen over binnenlandse eigen bezorgnetwerken beschikken. De transparantieverplichting geldt evenmin voor aanbieders van pakketbezorgdiensten die minder dan 50 personen in dienst hebben, tenzij die aanbieder in meer dan één lidstaat gevestigd is.

De tarieven voor grensoverschrijdend pakketvervoer worden alleen getoetst door de nationale regelgevende instantie voor zover het gaat om de tarieven van de aanbieder van de UPD. De tarieven van andere aanbieders van pakketvervoerdiensten worden dus niet getoetst op redelijkheid, maar worden wel gepubliceerd.

In Nederland houdt ACM toezicht op de naleving van deze verplichtingen. Indien de verplichtingen uit de Verordening niet worden nagekomen, kan ACM op grond van de Postwet onder meer een last onder dwangsom opleggen.

Wat is de toegevoegde waarde van de Verordening?

De hamvraag is natuurlijk of de met de Verordening beoogde effecten, te weten lagere prijzen voor particulieren, kleine en middelgrote ondernemingen, daadwerkelijk worden bereikt. Brengt de Verordening met andere woorden ook daadwerkelijk veranderingen teweeg voor de Digital Single Market en het grensoverschrijdend pakketvervoer? Vooralsnog lijkt een gezonde dosis scepsis op zijn plaats. Weliswaar bewerkstelligt de Verordening een zekere vorm van prijstransparantie: de binnenlandse en grensoverschrijdende tarieven van aanbieders van pakketvervoerdiensten worden immers gepubliceerd. Deze verhoogde mate van transparantie kan tot gevolg hebben dat tarieven dalen. Anderzijds moet worden vastgesteld dat die verplichting alleen geldt voor de openbare (enkele stuks) tarieven, maar niet voor (speciale) kortingstarieven die een aanbieder hanteert omdat een onderneming grote pakketvolumes verzendt. Voor (kleine of) middelgrote webshops zal de Verordening daarom vermoedelijk op dit punt van beperkte toegevoegde waarde zijn. Zij kunnen vanwege hun grotere pakketvolumes immers veelal profiteren van lagere tarieven dan de openbare (enkele stuks) tarieven. De Verordening zal dan ook geen eind maken aan mogelijk concurrentieverstorend prijsgedrag van (veelal) dominante aanbieders van pakketdiensten.

Dezelfde scepsis geldt voor de door de Verordening voorgeschreven toetsing van de grensoverschrijdende UPD tarieven. Hoewel de Verordening tot gevolg heeft dat de tarieven van de UPD aanbieder worden getoetst en de Verordening de elementen schetst waarmee in de beoordeling van de tarieven rekening moet worden gehouden, moet tegelijkertijd worden vastgesteld dat de UPD tarieven al sinds jaar en dag aan een toetsing waren onderworpen. Artikel 12 van de Postrichtlijn (Richtlijn 97/67) bepaalt immers al dat de tarieven voor de UPD diensten op kosten georiënteerd dienen te zijn.

De daadwerkelijke gevolgen van de Verordening zullen dus vermoedelijk vooralsnog beperkt zijn. Dat kan echter veranderen. De Verordening voorziet in een evaluatie door de Commissie op uiterlijk 23 mei 2020. Die evaluatie moet onder meer ingaan op de effecten van de Verordening op de hoeveelheden grensoverschrijdende pakketten. De Verordening voorziet expliciet in de mogelijkheid voor de Commissie om “in voorkomend geval” nieuwe regelgeving voor te stellen. Gelet op de ambitie van de Europese Commissie om een sturende rol te spelen bij de verdere ontwikkeling van de Digital Single Market bestaat derhalve de kans dat de Verordening in zijn huidige vorm slechts een opmaat is naar verdere – meer ingrijpende – regulering voor de pakkettensector.

Deze blog is mede geschreven door mr. B. Braeken (per 15 juli 2019 niet meer werkzaam bij Maverick Advocaten).

Volg Maverick Advocaten op Twitter en LinkedIn

Informatie

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact met ons op:

Diederik Schrijvershof

T +31 20 238 20 03
M +31 6 81 364 318

Martijn van de Hel

T +31 20 238 20 02
M +31 6 21 210 853