De Europese Unie beschikt over verschillende instrumenten – trade defence instruments – om de Europese industrie te beschermen tegen oneerlijke concurrentie door importproducten uit derde landen. Een bekend voorbeeld zijn antidumpingheffingen, waarover meer te lezen valt op ons informatieportal www.anti-dumping.eu.
Een minder bekend maar eveneens krachtig instrument betreft de antisubsidiemaatregelen uit Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Met ‘subsidie’ wordt in dit verband bedoeld een financiële bijdrage of ander voordeel dat door of namens een overheid wordt verstrekt aan een producent of exporteur, waardoor deze een concurrentievoordeel verkrijgt.
Als een dergelijk voordeel leidt tot kunstmatig verlaagde invoerprijzen of tot prijsdruk op de interne markt, kan dit de Europese industrie schade toebrengen. Wanneer de subsidies specifiek zijn en een concrete bedrijfstak van de Unie materiële schade lijdt, is er sprake van 'oneigenlijke’ subsidies. In dat geval kan de EC ingrijpen door invoerheffingen of andere maatregelen op te leggen om het concurrentieveld te herstellen.
Waarom zijn antisubsidiemaatregelen relevant?
In onze mondiale economie met grote internationale handelsstromen, is het voor de interne markt van de EU van groot belang dat importproducten niet worden bevoordeeld door buitenlandse subsidies, waardoor de Europese industrie oneerlijk wordt beconcurreerd. Antisubsidiemaatregelen vormen daarbij een krachtig instrument om het speelveld gelijk te houden en om te waarborgen dat import niet plaatsvindt onder kunstmatige marktomstandigheden.
Wanneer en hoe wordt een onderzoek naar buitenlandse subsidies gestart?
Een antisubsidieprocedure wordt doorgaans gestart naar aanleiding van een klacht van de Europese industrie, maar kan ook door de Commissie op eigen initiatief worden geïnitieerd. De Commissie beslist binnen 45 dagen na ontvangst van een geldige klacht of er voldoende aanwijzingen zijn dat sprake is van gesubsidieerde invoer, materiële schade aan de EU‑industrie en een causaal verband daartussen. Tijdens het onderzoek wordt nader onderzocht of de invoer inderdaad gesubsidieerd is, of de EU‑industrie schade lijdt, of die schade wordt veroorzaakt door de gesubsidieerde invoer én of het in het belang van de EU is om maatregelen te treffen. Daartoe vraagt de Commissie gedetailleerde informatie op bij de buitenlandse importeurs en kan zij ter plekke onderzoek doen om de informatie te verifiëren. Wanneer de voorwaarden zijn vervuld, kan de Commissie voorlopige maatregelen nemen en, na afronding van het onderzoek, definitieve maatregelen opleggen die in beginsel voor vijf jaar van kracht blijven.
Welke typen maatregelen kunnen worden opgelegd?
Wanneer het onderzoek uitwijst dat ingevoerde producten worden gesubsidieerd en dat deze invoer schade veroorzaakt aan de EU‑industrie, kan de Commissie besluiten tegenmaatregelen (countervailing duties) op de invoer te heffen. Deze maatregelen hebben als doel het kunstmatige prijsvoordeel van de gesubsidieerde producten weg te nemen, zodat het level playing field wordt hersteld.
De heffingen kunnen percentueel of een vast bedrag per eenheid zijn. Daarnaast kan de Commissie een minimuminvoerprijs toepassen of een prijsverbintenis sluiten met de exporteur waarbij die zich ertoe verbindt het onderzochte product boven een minimumprijs te verkopen, in ruil daarvoor legt de Commissie geen andere verplichtingen op. Wanneer maatregelen eenmaal zijn opgelegd, kan de Commissie herzieningen uitvoeren als relevante omstandigheden wijzigen of als belanghebbenden daarom verzoeken.
Hoe verhouden antisubsidiemaatregelen zich tot antidumpingmaatregelen?
Hoewel beide instrumenten behoren tot de trade defence instruments van de EU, zijn er duidelijke verschillen in oorzaak, juridische basis en toepassing. Bij antidumping gaat het erom dat producten worden ingevoerd tegen prijzen die onder het normale marktniveau liggen (dumping), terwijl bij antisubsidie sprake is van invoer met kunstmatig verlaagde kosten doordat een buitenlandse overheid een subsidie verstrekt. De juridische basis voor antidumping is de Verordening 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, terwijl de antisubsidiemaatregelen, zoals eerder genoemd, zijn neergelegd in de Verordening 2016/1037.
Beide procedures vereisen aantoonbare schade aan de EU‑industrie en een oorzakelijk verband, maar de aard van de oneerlijkheid verschilt: subsidies versus dumping. Daarom kan het voorkomen dat voor één product zowel antidumping‑ als antisubsidiemaatregelen worden getroffen, indien zowel dumping als subsidiëring wordt vastgesteld. Ten slotte dienen deze instrumenten in overeenstemming te zijn met de regels van de World Trade Organization (WTO) en mogen zij niet verder gaan dan nodig is om de oneerlijke concurrentie te herstellen.
In de praktijk
De Commissie start steeds vaker antisubsidie-onderzoeken. In oktober 2024 heeft de Commissie een onderzoek naar elektrische auto’s (BEV's) uit China afgerond en definitieve maatregelen voor 5 jaar ingesteld. Uit dit onderzoek bleek dat de BEV-waardeketen in China profiteert van oneerlijke subsidiëring, waardoor er een hoog risico bestaat op schade aan de Europese auto-industrie. De Commissie heeft voor vijf jaar compenserende maatregelen ingesteld, specifiek een procentuele heffing op geïmporteerde voertuigen ter hoogte van 17% tot 35% afhankelijk van de importeur.
Ook de markt voor elektrische fietsen is onderzocht. In 2019 is de eerste set aan invoermaatregelen in werking getreden. In dit geval werden voor een periode van vijf jaar zowel antidumping- als antisubsidiemaatregelen opgelegd. Voordat de maatregelen afliepen is er opnieuw onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat producenten van elektrische fietsen in China nog steeds profiteren van oneerlijke subsidies en dat de invoer in de EU tegen dumpprijzen plaatsvond. De Commissie achtte het daarom nodig om de maatregelen met nog eens vijf jaar te verlengen. De antidumpingheffingen variëren van 10,3% tot 70,1% en compenserende rechten ter compensatie van de subsidies variëren van 3,9% tot 17,2%.
Zie voor meer informatie over antidumpingonderzoeken het informatieportal voor bedrijven: www.anti-dumping.eu
Volg Maverick Advocaten op LinkedIn


