Mededingingsrecht in de autobranche: autodealers met lege handen?

Al geruime tijd bestaan er speciale mededingingsregels voor de autosector. Lange tijd boden deze regels extra bescherming aan zowel autodealers als autoherstellers. Met ingang van 1 juni 2013 is als gevolg van de inwerkingtreding van Verordening 461/2010 deze specifieke bescherming – voorzover die betrekking heeft op de verkoop van nieuwe auto’s (de verkoopmarkt) – grotendeels komen te vervallen. Alleen voor het onderhoud en de reparatie aan auto’s en de handel in auto-onderdelen (de after-salesmarkt) blijven specifieke regels bestaan. Door het verdwijnen van speciale regels voor de verkoopmarkt moeten de verticale aspecten van overeenkomsten tussen fabrikanten en dealers voor deze markt voortaan uitsluitend mededingingsrechtelijk worden beoordeeld op basis van de algemene Groepsvrijstelling Verticale Overeenkomsten.

Vóór 1 juni 2013 golden er dus wel speciale regels voor de verkoopmarkt. Deze regels waren vastgelegd in EG Verordening 1400/2002. In het aflopen daarvan zag Mercedes aanleiding om haar dealernetwerk te rationaliseren en haar contracten met in Nederland gevestigde dealers (waaronder EMA) op te zeggen. Ondanks dat EMA 64 jaar lang dealer was geweest van Mercedes kreeg zij geen nieuw contract aangeboden.

EMA was het hiermee niet eens en spande een kort geding aan tegen Mercedes. De Voorzieningenrechter moest daarin oordelen over de vraag of Mercedes verplicht was de dealerovereenkomst ongewijzigd voort te zetten. Mercedes voerde in het kort geding aan dat de opzegging plaats vond onder “objectieve en transparante redenen” zoals in de dealerovereenkomst vastgelegd. Deze bepaling is rechtstreeks terug te voeren op artikel 3 lid 4 Verordening 1400/2002. Volgens dat artikel moest een leverancier die een overeenkomst wil opzeggen dat doen onder “uitvoerige opgave” van objectieve en doorzichtige redenen voor de beëindiging.

In zijn uitspraak stelt de Voorzieningenrechter Mercedes in het gelijk en oordeelt dat de opzegging in overeenstemming met het contract heeft plaatsgevonden. De Voorzieningenrechter zag evenmin aanleiding om op grond van de redelijkheid en billijkheid de opzegging onrechtmatig te achten.

De uitspraak kan als een illustratie worden gezien van de – volgens sommigen - relatief zwakke positie die dealers hebben ten opzichte van autofabrikanten. Ook in een procedure tegen KIA eerder dit jaar trokken de autodealers aan het kortste eind. Als gevolg van het wegvallen van de bescherming van EG Verordening 1400/2002 is die positie verder verzwakt. Zo is het voor fabrikanten onder meer makkelijker geworden om:

  • De verkoop van concurrerende automerken voor een aantal jaar te verbieden.
  • Een dealer te verplichten ook herstellings- en onderhoudsdiensten te verrichten.
  • Een dealer te verbieden nevenvestigingen te openen.

Toch staan dealers niet helemaal met lege handen. In de eerste plaats is er een Code of Good Practice waaraan de meeste grote autofabrikanten zich hebben gebonden. Een belangrijk onderdeel van die code betreffen minimum opzegtermijnen bij overeenkomsten. Bij overeenkomsten voor onbepaald tijd bedraagt de opzegtermijn twee jaar. In de tweede plaats biedt ook de generieke Groepsvrijstelling Verticale Overeenkomsten nog een bepaalde mate van bescherming. Die gaat weliswaar minder ver dan onder de speciale Groepsvrijstelling voor motorvoertuigen maar kan in bepaalde situaties toch uitkomst bieden. Zo kan een leverancier in principe een dealer niet verbieden om de merken van bepaalde concurrerende leveranciers te verkopen. Die bepaling is bedoeld om het boycotten van bepaalde merken door een leverancier tegen te gaan. Dat kan dus betekenen dat Mercedes een dealer niet mag verbieden om BMW’s of Audi’s te verkopen. In de derde plaats kan in sommige gevallen het algemene civiele recht uitkomst bieden. Zeker in situaties waarin de (financiële) belangen voor dealers groot zijn perkt de “redelijkheid en billijkheid” de vrijheid in van een leverancier. Het is bijvoorbeeld verdedigbaar dat een dealer op grond van dat beginsel niet kan worden gehouden aan een langlopend contract met een fabrikant als dat contract voor de dealer tot financiële problemen leidt.

Volg Maverick Advocaten op Twitter en LinkedIn

Informatie

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact met ons op:

Martijn van de Hel

T +31 20 238 20 02
M +31 6 21 210 853

Diederik Schrijvershof

T +31 20 238 20 03
M +31 6 81 364 318