NVWA-toezicht bij ethyleenoxide in levensmiddelen: de belangrijkste aandachtspunten

In de afgelopen jaren vinden er in Nederland regelmatig terugroepacties plaats wegens de aanwezigheid van een te hoog gehalte ethyleenoxide in levensmiddelen (zogenoemde “recalls”). Ethyleenoxide is een bestrijdingsmiddel dat bacteriën, schimmel en virussen dood. Ethyleenoxide is een kankerverwekkende, mutagene en voor voortplanting giftige stof. Inname van ethyleenoxide kan schadelijk voor de gezondheid zijn indien het gedurende een lange tijd, op regelmatige basis en in grote hoeveelheden wordt geconsumeerd. Een terugroepactie of een recall kan voor een bedrijf grote gevolgen hebben. Naast eventueel waardeverlies, kan een recall leiden tot boetes van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (“NVWA”), schadeclaims, en imagoschade. Daarom is het van groot belang dat bedrijven op de hoogte zijn van de op het gebruik van ethyleenoxide van toepassing zijnde regels en het NVWA toezicht daarop. In deze blog bespreken wij de belangrijkste aandachtspunten voor bedrijven bij het gebruik of aantreffen van ethyleenoxide in levensmiddelen.

Ethyleenoxide – waar zit het in?

Ethyleenoxide wordt in landen buiten de EU vaak als desinfectiemiddel gebruikt tegen bacteriën en schimmels. Het middel komt met name voor in levensmiddelenadditieven. Dit zijn middelen die bewust aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om een bepaald technologisch doel te behalen. Door de EU toegelaten additieven worden “E-nummers” genoemd. Een levensmiddelenadditief waarin de stof ethyleenoxide relatief vaak voorkomt, is het bindmiddel johannesbroodpitmeel (E410). Ook komt ethyleenoxide soms voor in sesamzaad. Sinds 2020 is in Nederland een te hoog gehalte van ethyleenoxide aangetroffen in onder meer babymelk, ijs, crackers, sauzen, kruidenproducten, vegetarische snacks (kroketten, bitterballen), vegetarische kaas, roomkaas, visconserven, sojamelk en noedels.

Ethyleenoxide onder 0,1 mg/kg is toegestaan

Binnen de Europese Unie (“EU”) is het gebruik van ethyleenoxide voor sterilisatiedoeleinden in levensmiddelenadditieven, verboden (Verordening 231/2012). Daarnaast mogen op grond van Verordening 2022/1396 levensmiddelenadditieven, inclusief mengsels van levensmiddelenadditieven, sinds 1 september 2022 niet meer ethyleenoxide dan het maximum residulimiet (“MRL”) van 0,1 mg per kg bevatten (). De reden dat de EU deze algemene regel invoerde, is dat het moeilijk is om vast te stellen of de aanwezigheid van ethyleenoxide het gevolg is van het gebruik ervan bij de sterilisatie van levensmiddelenadditieven, dan wel of aan die aanwezigheid enige andere reden ten grondslag ligt. In sommige landen buiten de EU, zoals India, is het gebruik van ethyleenoxide als desinfectiemiddel in levensmiddelen wel toegestaan.

Monsteronderzoek

De primaire verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid ligt op grond van artikel 17 van de Algemene levensmiddelen Verordening (“ALV”) bij de exploitant van een levensmiddelenbedrijf. Bedrijven die levensmiddelen invoeren, produceren, verwerken, vervaardigen of distribueren waarin wellicht ethyleenoxide is verwerkt (zoals johannesbroodpitmeel of sesamzaad), dienen daarom de aanwezigheid van ethyleenoxide regelmatig te controleren. Het controleren van het gehalte ethyleenoxide in levensmiddelen kan door middel van het uitvoeren van monsteronderzoek. Er zijn in Nederland verschillende bedrijven actief die dergelijk monsteronderzoek uitvoeren. Ook de NVWA kan tijdens inspecties op het gehalte van ethyleenoxide in levensmiddelen controleren. Indien er een te hoog gehalte van ethyleenoxide in levensmiddelen wordt aangetroffen, kan de NVWA ten aanzien van de betrokken bedrijven handhavingsmaatregelen nemen. Denk daarbij aan het vernietigen of in beslag nemen van producten en het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom.

Meldplicht bij NVWA voor bedrijven

Indien uit eigen onderzoek blijkt dat producten een gehalte ethyleenoxide bevatten dat hoger is dan de MRL, dan moet het betrokken levensmiddelenbedrijf dit melden aan de NVWA, via een formulier op de website van de NVWA. Dit betreft een zogenoemde GFL-melding. De meldplicht rust op alle partijen die het product hebben ingevoerd, verwerkt, vervaardigd, of gedistribueerd en die weten of behoren te weten dat het levensmiddel niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet. Deze melding moet ook worden gedaan als het product nog niet de directe controle van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf heeft verlaten. Om duidelijkheid te verschaffen wanneer er wel of niet bij de NVWA moet worden gemeld, heeft de NVWA een meldwijzer gepubliceerd. Voor het niet-tijdig doen van een GFL-melding kan de NVWA een boete opleggen. Een meldplicht brengt niet automatisch een recall verplichting met zich mee. Daarvan kan pas sprake zijn wanneer het betrokken levensmiddel de directe controle van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf heeft verlaten.

Een recall: de juiste afweging maken

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat zij een levensmiddel hebben ingevoerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd waarin de MRL voor ethyleenoxide wordt overschreden, zijn verplicht het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, dient de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de consumenten op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis te stellen. In sommige gevallen zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten met een te hoog gehalte ethyleenoxide in de handel hebben gebracht, ook verplicht een openbare terugroepactie/recall uit te voeren. Dat is het geval als het product de consument bereikt kan hebben en er geen andere maatregelen zijn om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken (artikel 19, lid 1 ALV). Bedrijven moeten primair zelf beoordelen of een openbare recall noodzakelijk is.

Indien de NVWA van mening is dat er een publieke terugroepactie/recall dient plaats te vinden en het levensmiddelenbedrijf weigert dit, dan kan de NVWA een producent daartoe dwingen door het opleggen van een last onder dwangsom. Ook kan de NVWA in dat geval achteraf een boete opleggen. Die boete bedraagt maximaal € 900.000 of, als dat meer is, 1% van de jaaromzet als het levensmiddelenbedrijf opzettelijk geen recall uitvoert. Van opzet is bijvoorbeeld sprake als het levensmiddelenbedrijf opzettelijk instructies van de NVWA negeert. Indien geen sprake van opzet is, maar sprake is van grove schuld dan kan de NVWA een boete opleggen van maximaal een half procent van de jaaromzet van het betrokken bedrijf. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het betrokken levensmiddelenbedrijf gebrekkige voorzorgsmaatregelen treft zoals onvoldoende traceringssystemen paraat heeft. Daarnaast kan de NVWA bij gebrek aan handelen van het betrokken levensmiddelenbedrijf zelf de afnemers van dit bedrijf en/of consumenten informeren.

Klik hier voor de belangrijkste aandachtspunten bij recalls en handhaving door de NVWA.

Voor meer informatie over een bedrijfsbezoek van de NVWA, zie invalnvwa.nl of bekijk de video briefing met praktische tips.

Volg Maverick Advocaten op LinkedIn